Toespraak 15 aug 1945, Breda

LEVEN MET OORLOG

Dames en heren,

Vandaag gedenken we de capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië.

We tonen respect voor hen, die uit het leven zijn gerukt als gevolg van geweld, onderdrukking, honger en ontberingen.

Ook zij, die deze donkere periode hebben overleefd en met oorlog hebben moeten leven, verdienen ons respect. Zij zijn de veelal getraumatiseerde getuigen, die vaak slechts met grote moeite vertellen over de pijn, het verdriet en het leed dat zij hebben gezien en meegemaakt.

We erkennen en danken vandaag ook de Indië-veteranen en alle andere veteranen, die zich met hart en ziel hebben ingezet voor vrede en veiligheid.

Eenieder gedenkt op haar of zijn eigen manier. Ik gedenk vandaag in het bijzonder mijn opa Adolphe Verstift, destijds bestuursambtenaar in Nederlands-Indië, die in 1942 werd gemobiliseerd en opgenomen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, het KNIL. Hij is als krijgsgevangene per ‘hellship’ afgevoerd naar Japan en heeft daar onder de meest erbarmelijke omstandigheden zware dwangarbeid moeten verrichten. Hij is twee jaar later omgekomen als gevolg van een mijnongeval; zijn urn is bijgezet op Ereveld Menteng Pulo in Jakarta. De wedde van opa gedurende diens krijgsgevangenschap is nooit uitbetaald; iets dat helaas nog steeds geldt voor velen – militairen en burgers – onder dergelijke omstandigheden.

Mijn oma, Tjakkoline Verstift-Beetz, heeft haar man nimmer teruggezien. Ik denk ook aan haar, die met mijn moeder en mijn ooms, in Japanse internerings-kampen moest zien te overleven. En die na het einde van de Tweede Wereldoorlog in een ándere levens-bedreigende situatie terechtkwam. Eén, waarin de voormalige Japanse bewakers hen nu moesten beschermen tegen ongekend geweld tijdens de Bersiap-periode.

In 1950 moest zij haar geliefde moederland verlaten. Zij kwam berooid in Nederland aan met een incompleet gezin: twee dochters maakten de overtocht niet mee. Oma heeft nooit een compensatie voor haar door oorlogs-geweld verloren gegane bezittingen ontvangen.  Van haar schamele pensioentje moest zij tot aan haar dood in 1966, 60% per maand afdragen voor de kosten van overtocht, kleding, pension en huisraad. Oma heeft nooit meer over opa gesproken. Ik mag graag denken dat zij ergens met elkaar zijn herenigd.

Ik denk aan mijn moeder, Mathilde Cornelia Banse-Verstift, die al op jonge leeftijd de zorg voor haar jongere broertjes op zich moest nemen, daar in die kampen. De kampen, waar zij nooit over sprak, maar die haar verdere leven hebben bepaald. Steeds deed ze er alles aan om het haar geliefden aan niets te laten ontbreken. Er was altijd eten en er was altijd een bed om in te slapen, voor iedereen die dat nodig had.

Mijn vader, Carel Anton Banse, was al vroeg wees. Hij is als jongen opgepakt door de Japanse Kempetai en hardhandig ondervraagd. Zij hebben hem weer vrijgelaten, maar zijn oudere broer Jacob en jongere broer Edward zijn later opgepakt en per boot getransporteerd richting Japan. Onderweg is hun schip getorpedeerd en zij hebben een zeemansgraf gevonden. Pa’s enige zus heeft als buitenkamper de oorlog overleefd. Kort daarna is zij echter als gevolg van de geleden ontberingen gestorven met achterlating van twee jonge dochters. Tante Theresia is als erkend oorlogsslachtoffer begraven op Ereveld Kembang Kuning bij Soerabaja.

Pa nam als 16-jarige dienst bij het KNIL. Zijn hele leven zette hij zich in voor vrede en vrijheid, in Indië, in Korea, in Nieuw-Guinea, in Nederland. Ook híj had zijn trauma’s, als enige overlevende van zijn gezin, ontworteld van zijn moederland en met krassen op zijn ziel door oorlogservaringen. Daarom was hij voor mij vaak ‘onbereikbaar dichtbij’.

In 2017 hebben wij, zussen Carla en Vera en broers Jos, Robbie en ik de urnen van pa en ma bijgeplaatst in het graf van tante Theresia op Ereveld Kembang Kuning in Soerabaja. We hebben hen, trots en met veel respect, symbolisch teruggegeven aan de Nederlands-Indische bodem waaruit ze zijn voortgekomen.

De geschiedenis van de familie Banse/Verstift kan net zo goed het verhaal zijn van de familie Muller of de familie Falkenburg of van de vele duizenden andere families, die met oorlog hebben moet leven. Het is belangrijk hun namen te blijven noemen. Zo lang wij dat doen, zijn zij niet vergeten.

Dames en heren,

Vandaag is een bijzondere dag.

Een dag, waarop we eer bewijzen aan hen, die eer toekomt.

Een dag, waarop we onze veteranen erkennen en danken voor hun inzet.

Een dag, waarop we ons eens te meer realiseren dat vrede, vrijheid en veiligheid niet vanzelfsprekend zijn.

Een dag, waarop we eerbiedig ons hoofd buigen en ons dankbaar tonen.

Omdat wij mogen staan op de schouders van hen, die hebben moeten leven met oorlog en de gevolgen daarvan.

TOESPRAAK MET PERSOONLIJKE FOTO'S

REGISTRATIE VAN DE HERDENKING DOOR ETV

Scroll naar boven